Ik ben verliefd. De jongedame in kwestie ken ik niet eens. Ik vind haar ook niet buitensporig mooi. Maar ze was laatst op de televisie en heeft me betoverd. Zomaar, zonder waarschuwing. Haar achternaam is Felix en jazeker: ik voelde me volmaakt gelukkig gedurende 21 seconde en 81 honderdste. Later mocht dit gevoel nog veel langer duren met de eindeloze slowmotion herhalingen op de BBC. Allyson Felix won de 200 meter op het WK in Osaka in een wereldtijd, meer dan een halve seconde sneller dan de andere finalisten, maar belangrijker nog: met een onovertroffen loopstijl.
Eerst dacht ik dat het contrast met de krachtige snelle en korte pas van Veronica Campbell een loopje met me nam. De wereldkampioene van de 100 meter kon precies die afstand het talent in de baan ernaast bijhouden. Maar de tweede helft van de race was simpelweg een one-woman-show en het vergelijkingsmateriaal bleek niet meer nodig om verbouwereerd vast te stellen: hier is een godin aan het werk. De plotseling veel te menselijke concurrentie ploeterde, hijgde, struikelde en strompelde verder op gepaste afstand. Die doorn in het oog werd gelukkig snel verbannen tot een hoek van de camera of zelfs geheel uit het zicht. Terecht. Je wil geen plastic lijst om je Picasso en je bloedmooie vriendin maakt geen kruiswoordpuzzels of in ieder geval niet tijdens de seks.
Zelden wordt ik op deze manier getroffen. Zo natuurlijk mooi bewegen dat het ontroert en bewondering voor het bewegen an sich losmaakt is nu eenmaal voorbehouden aan de allergrootste talenten op deze aarde. Carl Lewis kon het: zijn lijf was tot in het kleinste detail ontworpen voor de sprint en het verspringen. Michael Jordan kon het, Zenedine Zidane kon het en ook Roger Federer heeft momenten dat elk deel van het lijf en juist daarom ook de bal zijn meester simpelweg gehoorzaamt. Zo is Allyson Felix zorgvuldig gebouwd voor de lange sprint. Ze is klein maar rank, heeft benen tot onder haar oksels en doet meer denken aan een hazewindhond dan aan een pitbull, zoals het gros van haar mannelijke collega’s.
Helaas is de aanblik maar één keer overdonderend. Deze grootheden zijn bij de eerste keer in mijn grijze massa opgenomen en elke keer daarna voldoet de gratie van de beweging hopelijk aan het beeld dat reeds aanwezig is. Soms wordt het beeld aangescherpt, maar het verrassingselement van de natuurlijke perfectie, waardoor je ogen bijna uit je kassen puilen, is verdwenen. Blijkbaar kent zelfs schoonheid gewenning. Pas als het beeld door de jaren is vervaagd of door minder gezegende atleten is verstoord, kan een oud fragment je weer dat eerste gevoel van extase schenken. Je ziet het en je bent op slag verliefd. Zo vederlicht bewoog ze, zwaartekracht en luchtweerstand minachtend, meer dan een halve seconde sneller dan al haar tegenstanders op de 200 meter. Fanny Blankers-Koen, Londen 1948.